
zondag, juni 29, 2003
De fotograaf en beeldend kunstenaar Dirk de Herder is afgelopen week op 89-jarige leeftijd overleden. De Herder, die de laatste jaren in Den Haag woonde, werkte vaak in Midden-Nederland en had er zelfs een eigen museum.
De Herders werk, zo blijkt uit zijn ‘fotobiografie’ Flashback, bestaat grotendeels uit verstilde zwartwitfoto’s. Hij fotografeerde in allerlei wereldsteden: beregende trottoirs, parken met imposante bomen en Rembrandt-achtige schaduwen, een stoomtrein in silhouet, een toevallige passant op het Amsterdamse Waterlooplein in 1946. Opmerkelijk was, dat hij nooit flitsapparatuur gebruikte; hij zwoer bij natuurlijk licht.
De Herder, die zichzelf als ontechnisch en een ‘gevoelsmens’ beschouwde, leidde een onrustig bestaan. Hij zwierf door de straten van Parijs, leefde enkele jaren in Zweden. Hij maakte een vergeten film met Bert Haanstra, ontving lof van de door hemzelf hogelijk bewonderde fotograaf Brassai, richtte een fotobureau op met Eddy Posthuma de Boer.
Het waren ook kunstenaarsportretten die hem na de Tweede Wereldoorlog zijn faam bezorgden. Hij hing op het juiste moment rond de jeugdige Karel Appel en Corneille op hun ateliers in Amsterdam, vlak voordat ze in Parijs beroemd werden met Cobra. Schilder Jan Sierhuis was nog een jochie toen Dirk de Herder hem al op het gevoelige materiaal vastlegde; in hoge contrasten, zoals hij dat in Parijs bij het werk van Brassaï had gezien.
Z'n leven lang bleef het kunstenaarsmilieu het zijne. Op een foto-expositie in 1998 in het Haags Gemeentearchief kon je zien hoe Dirk de Herder nu weer actief was op het atelier van Adriaan Nette. En nog altijd in zwart-wit. "Kleur is niet spannend. Het zwakt zo af. Zwart-wit is dramatisch".
Hij was tot op hoge leeftijd actief als fotograaf, maar legde zich na een ziekte in 2001 geheel toe op de beeldende kunst. In zijn Haagse atelier werkte hij aan nieuwe kunstwerken, gecomponeerd uit wat hij vond op straat en op het strand: eindjes touw, kapotte schoenen, weggegooide hoeden. ,,Maak je geen zorgen, jongen. Ik blijf spelen tot de dood mij komt halen.’’
Bronnen: Haagsche Courant, Utrechts Nieuwsblad

De Herders werk, zo blijkt uit zijn ‘fotobiografie’ Flashback, bestaat grotendeels uit verstilde zwartwitfoto’s. Hij fotografeerde in allerlei wereldsteden: beregende trottoirs, parken met imposante bomen en Rembrandt-achtige schaduwen, een stoomtrein in silhouet, een toevallige passant op het Amsterdamse Waterlooplein in 1946. Opmerkelijk was, dat hij nooit flitsapparatuur gebruikte; hij zwoer bij natuurlijk licht.
De Herder, die zichzelf als ontechnisch en een ‘gevoelsmens’ beschouwde, leidde een onrustig bestaan. Hij zwierf door de straten van Parijs, leefde enkele jaren in Zweden. Hij maakte een vergeten film met Bert Haanstra, ontving lof van de door hemzelf hogelijk bewonderde fotograaf Brassai, richtte een fotobureau op met Eddy Posthuma de Boer.
Het waren ook kunstenaarsportretten die hem na de Tweede Wereldoorlog zijn faam bezorgden. Hij hing op het juiste moment rond de jeugdige Karel Appel en Corneille op hun ateliers in Amsterdam, vlak voordat ze in Parijs beroemd werden met Cobra. Schilder Jan Sierhuis was nog een jochie toen Dirk de Herder hem al op het gevoelige materiaal vastlegde; in hoge contrasten, zoals hij dat in Parijs bij het werk van Brassaï had gezien.
Z'n leven lang bleef het kunstenaarsmilieu het zijne. Op een foto-expositie in 1998 in het Haags Gemeentearchief kon je zien hoe Dirk de Herder nu weer actief was op het atelier van Adriaan Nette. En nog altijd in zwart-wit. "Kleur is niet spannend. Het zwakt zo af. Zwart-wit is dramatisch".
Hij was tot op hoge leeftijd actief als fotograaf, maar legde zich na een ziekte in 2001 geheel toe op de beeldende kunst. In zijn Haagse atelier werkte hij aan nieuwe kunstwerken, gecomponeerd uit wat hij vond op straat en op het strand: eindjes touw, kapotte schoenen, weggegooide hoeden. ,,Maak je geen zorgen, jongen. Ik blijf spelen tot de dood mij komt halen.’’
Bronnen: Haagsche Courant, Utrechts Nieuwsblad
